Het ontstaan van attention-deficit-hyperactivity-disorder (ADHD) in de kindertijd wordt gekarakteriseerd door ontwikkelingsonaangepaste niveaus van hyperactiviteit, impulsiviteit en onoplettendheid. Een chronisch tekort aan serotonine (5-HT) bij de synaps kan symptomen van ADHD uitlokken. Deze bespreking richt zich op neuro-anatomisch, experimenteel en klinisch farmacologisch bewijs, alsmede op de genetische onderbouwing van serotoninerge betrokkenheid bij de etiologie van ADHD. Neuro-anatomische onderzoeken suggereren dat serotonine via het orbitofrontale-striatale circuit de gedragsdomeinen hyperactiviteit en impulsiviteit bij ADHD kan reguleren. Studies van diermodellen van ADHD wijzen op een intieme wisselwerking tussen 5-HT en dopaminerge neurotransmissie. Selectieve serotonine heropname remmers, evenals niet-stimulerende middelen die inwerken op het 5-HT systeem zijn echter klinisch effectief. Zij geven minder ernstige bijwerkingen bij patiënten zonder risico van verslaving. Orale toediening van l-tryptofaan, de aminozuurprecursor van 5-HT, verlicht de ADHD-symptomen aanzienlijk. Gezien de multifactoriële aard van ADHD, hebben kandidaat-gen en genoomwijde associatiestudies gesuggereerd dat serotoninerge genvarianten geassocieerd zijn met een verhoogd risico op ADHD, waarbij elke locus afzonderlijk een bescheiden effect heeft op het totale risico.